Autodelta legende Teodoro Zeccoli overleden

Alfa Romeo is een grote naam mede dankzij de vele mannen die voor het merk meters maakten tijdens races en de ontwikkeling van modellen. Deze testpiloten hielden niet te veel rekening met wat er allemaal kon misgaan en gingen dus tot het uiterste, om zo ook het uiterste uit een auto te kunnen halen en het tevens eventueel te kunnen verbeteren. Juist daarom heeft Alfa Romeo uit kunnen groeien tot een legendarisch merk. Ze werden ware helden voor wie het merk in het hart draagt. Steeds meer van deze tot voor kort levende legendes, zijn niet langer onder ons en leven enkel voort als een naam in een geschiedenisboek. Namen uit een lang vervlogen, tot de verbeelding sprekend tijdperk. Deze ogenschijnlijk onkwetsbare Autodelta-mannen, werden als ieder ander oud en broos, tot ook hún tijd gekomen was. Consalvo Sanesi overleed bijvoorbeeld al in 1998. Guido Moroni in 2014 en vorige week overleed ook Teodoro Zeccoli. Niet voor niets kwamen zoveel mogelijk van deze helden in 2012 nog samen, maar ook tijdens de viering van 50 jaar Autodelta.

Teodoro Zeccoli werd midden in het tijdperk van fascistisch Italië geboren te Lugo di Romagna in de provincie Ravenna. Deze Emiliaan is als coureur uitgegroeid tot een van Carlo Chiti’s favoriete bestuurders die veel heeft betekend voor Autodelta maar ook deelnam in Chiti’s eendagsvlieg in de F1, ATS. Zeccoli’s loopbaan was dus niet bepaald eentje van enkele hoogtepunten, maar de belangrijkste reden dat hij hier gememoreerd wordt, is dan ook zijn toewijding voor het vak dat precies samenviel met hoogtepunten voor Autodelta. En Autodelta was dan weer het vaandel waaronder de naoorlogse wederopstanding van Alfa Romeo als racelegende werd voltooid. Zeccoli is dus eigenlijk een grote naam in de geschiedenis van Alfa Romeo. Kenners beamen dat. Zoals onze sportverslaggever Niels Copier die niet voor niets in 2013 te Monza de kans greep om met hem samen vereeuwigd te worden tijdens onze Autodelta-bedevaart (foto boven).

Hij was een technisch coureur en was daarmee ook medeverantwoordelijk voor het eindproduct. Hij haalde veel van z’n successen in de categorieën  Sport, Toerwagens en GT. Ver voordat hij zijn naam aan Alfa Romeo verbond, racete hij als jongeman al in Fiat’s, Osca’s en Lancia’s. Dat was nog tijdens de amateuristische fase met particuliere voertuigen, maar onder Abarth begon in Turijn z’n carrière als professional. Dit waren 3 belangrijke jaren aan het begin van z’n lange loopbaan. Daar leerde hij Carlo Chiti al kennen die hem in 1963 naar ATS haalde en vervolgens Autodelta. Vanaf dat moment was zijn naam definitief aan Alfa Romeo verbonden en kende hij Balocco als z’n broekzak. Hij reed dagen achterelkaar als testpiloot, dikwijls 500 km op een dag. De TZ1 en TZ2 (foto onder) komen tot stand onder zijn hoede, terwijl hij ook nog op het circuit te vinden was in een Giulia GTA. Hoogtepunt vormt uiteindelijk ook de ontwikkeling van de 33’s, van de Stradale tot de SC turbo, waaraan hij altijd goede herinneringen heeft gehad. De 33 werd ook kort na de presentatie op Monza in 1967 bijna z’n dood, tijdens een catastrofale crash. Maar Zeccoli was nog lang niet klaar en weigerde de uitnodiging van magere Hein. Slechts enkele maanden later won hij in het Belgische Fléron tijdens een klim met de 33. Een ander project, bestemd voor een Amerikaans avontuur, was die van de Montreal. Door geldgebrek resulteerde dit echter, ondanks een excellente motor, nooit in een racemodel voor wedstrijden. Belangrijke overwinningen van Zeccoli waren met de GTA: Sebring, 1000 km op de Nürburgring, Spa-Francorchamps, 4 uur van Monza. Met de TZ2: Mugello, 1000 km op Monza. Met de 33: Fléron en de 500 km op Imola. Teodoro Zeccoli bleef na z’n racecarrière nog tot 2005 werkzaam als BMW (turbosport) dealer in Imola samen met z’n zoon.

Zeccoli hield van zijn vak als coureur en tester, maar liep er nooit mee te koop. Hij wist al vroeg wat hij wilde en nam dus geen plaats in het bedrijf van z’n vader, waar zadels voor motorfietsen werden gemaakt. De fortuinlijke situatie waarin hij geboren werd, vormde de ideale basis om al vroeg in interessante auto’s wedstrijden te kunnen rijden. Zoals een door Zagato vormgegeven Fiat 1100 TV Ermini en een Fiat 8v Zagato die hij tweedehands kocht van een dealer. Daarna volgde het racen op uitnodiging van teams. Zo reed hij als jonge coureur al in de straten van Havana tijdens een bekende door Castro georganiseerde ‘GP van de bevrijding’. Zeccoli werd negende in z’n klasse met een Osca MT4 Tipo S 1500 (chassis 1179). Daarna begon z’n carrière pas echt bij Abarth. Zo kwam hij in het vizier van Carlo Chiti die hem graag wilde hebben in z’n nieuw op te zetten F1 team en GT team. Chiti was samen met een paar anderen op straat gezet door Enzo Ferrari. In Bologna zette Chiti ATS (Automobili Turismo Sport) op. Een GT en een F1 auto werden in 1963 gepresenteerd. Zeccoli was vooral betrokken bij de ontwikkeling van de GT, maar het werd geen succes. Geldgebrek en een kwetsbaar aluminium motorblok zorgden dat ATS geen lang leven beschoren was. Hierdoor was Zeccoli gedwongen om in 1964 een paar races te doen in een Renault Alpine.

Maar het was de tijd van jong Italiaans talent, dat zich op ideale wijze leende voor de ontwikkeling van sublieme auto’s van Alfa Romeo. Op Balocco (foto boven) presenteerden zich (vlnr) Roberto Bussinello, Teodoro Zeccoli, Enrico Pinto, Spartaco Dini, Nanni Galli en Ignazio Giunti. Klaar om rode Giulia’s en TZ modellen te testen. Het was geen toeval dat Zeccoli erbij was. Chiti had namelijk na het debacle met ATS, een bedrijf voor het racewaardig maken van toerwagens opgericht, samen met goede vriend Ludovico Chizzola. Aanvankelijk onder de naam Delta Auto, en daarna Autodelta. Vervolgens nam Chiti contact op met Alfa Romeo topman Giuseppe Luraghi. Alfa Romeo bloeide enorm onder zijn bewind als autoproducent. Er werd dus ook weer gewerkt aan een tak voor de autosport en Chiti’s nieuwe firma uit Udine was de ideale partner. Zeccoli kwam mee, toen Autodelta zich ook in Settimo Milanese vestigde om praktische redenen. Balocco werd vervolgens het belangrijke testcentrum (1963) van 2 miljoen vierkantemeter op voormalige rijstvelden. Het boerderijgebouw werd bewaard en verbouwd tot geriefelijk onderkomen voor vermoeide testrijders en bezoekers. Onder Consalvo Sanesi waren er destijds zes testrijders, waarvan Zeccoli de racewagenontwikkeling voor z’n rekening nam, terwijl Bruno Bonini, Guido Moroni, Carlo Galfan, Mario de Guiseppe en Ernesto Pagnacco het testen van productiemodellen voor hun rekening namen. Af en toe werkte Zeccoli hier ook aan mee.

Naast Zeccoli’s toewijding als werknemer voor Alfa Romeo, racete hij ook voor anderen. Bijvoorbeeld in de Le Mans van 1969 met een Ferrari 250LM voor Luigi Chinetti. In 1974 was dat wederom het geval in een Ferrari 312P. Zeccoli ging in 1981 met pensioen en kende vrijwel elke naoorlogse Alfa uit die periode van haver tot gort. Zeccoli leefde voor z’n werk en noteerde alles wat hij deed op Balocco in een soort dagboek. Daarmee wás hij feitelijk letterlijk een stuk Alfa Romeo-historie. Hij was de eerste die plaatsnam in een 33 Stradale prototype en in de 33-2. Hij zat niet permanent in het fabrieksteam, maar verscheen vaak genoeg aan de start. Bijvoorbeeld op Mugello. Achter de schermen werkte hij intussen ook aan de Giulia GTA en de latere 2 liter GTAm. In de jaren ’70 voerde het werk aan de 33 de boventoon. Zijn laatste officiële race was achter het stuur van een 33 SC Turbo voor Fernet Branca (met Jean Pierre Jarier). Zeccoli werd daarna BMW-dealer met zijn zoon, die hij overigens ten zeerste afraadde om ook te gaan racen. Dat moeten vaderlijke zorgen geweest zijn, aangezien hij zelf het vak volledig doorleefde als een tester en coureur, die uren lang achtereen kon rijden tot de zon weer opkwam… Teodoro Zeccoli werd 88 jaar.

2 gedachten over “Autodelta legende Teodoro Zeccoli overleden

Geef een reactie

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.